In goede handen – Reportage
MONIQUE VAN DEN ABBEEL (17) komt uit Wetteren en is sinds haar vierde blind. Veertien jaar opleiding in het Brugse Spermalie-instituut heeft haar een grotere zelfstandigheid gegeven, die grotendeels via haar handen werd verworven.
“Mijn handen hebben voor mij veel werelden geopend. In de eerste plaats die van het lezen en schrijven. Weinigen weten dat blinden sneller leren schrijven dan zienden. We gebruiken daar een Picht-machine voor met slechts zes toetsen (voor de bolletjes) en een spatiebalkje. Door het combineren van de toetsen ordenen we de bolletjes, en voor sommige klanken als sch hebben we maar één teken nodig, wat het braille korter maakt dan gewoon schrift.
Maar de handen zijn natuurlijk niet alles, bij het oriënteren speelt het gehoor flink mee. Blinden voelen als straten verbreden, als gangen afdraaien. Dat heeft onder meer met de echo te maken en met verschillende lichtintensiteiten. Licht is warmte, soms voelen we het onderscheid.
Als ik in een nieuwe omgeving kom, bij iemand ga logeren, ben ik altijd aan een paar verkenningsrondes toe, betast alles en reconstrueer een plattegrond in mijn hoofd.
Bij de ontmoeting met mensen ligt dat anders. Ik zou het niet in mijn hoofd halen iemand af te tasten om bijvoorbeeld te weten hoe zijn gezicht eruitziet. Zo gaat het niet, het uitzicht heeft ook geen enkel belang voor mij. De handdruk alleen al zegt veel, ik kan mensen louter aan hun handen herkennen, aan de dikte van de vingers, het klamme gevoel of de stevigheid, want dat is echt zeer individueel bepaald. Voor de rest ga je voort op de stem, op de reacties. Je voelt bijvoorbeeld heel goed aan iemands handen als hij zenuwachtig is. Doordat het zien ontbreekt, sluiten we ook niemand uit, terwijl ik merk dat jullie zienden vaak met vooroordelen zitten. Omdat iemand slordig gekleed loopt, gaan jullie hem misschien uit de weg en die ingesteldheid beperkt de communicatiemogelijkheden. Het moeilijkst vind ik, dat ik tijdens een serieus gesprek vaak geen duidelijke indruk krijg van de reacties van de mensen waarmee ik spreek. Dat maakt het soms heel moeilijk, daar zou het zien me helpen.
Maar er zijn ook opwindende situaties : bij het rotsklimmen — onder begeleiding weliswaar — ervaar ik een intense vreugde, omdat ik vaak een betere weg vind dan zienden. Met de handen tast ik de omgeving af en trek goed mijn plan. Ik voel best welke weg de meest comfortabele is. Ik mis natuurlijk overzicht, en daarom staan er begeleiders naast ons, maar zienden brengen ons soms ook in verwarring. Het kan heel vervelend zijn als iemand zegt hoe je je voeten moet zetten.
In de kleuterklas werkte ik als kind met voelboekjes waarop plaatjes in reliëf waren aangebracht. Die bleken een verschrikking, omdat ze door zienden waren ontworpen en voor ons nogal chaotisch overkwamen. Wij voelen in volumes terwijl zij lijntjes hadden getekend.
Monique Van den Abbeel “Mijn handen hebben voor mij vele werelden geopend.”
Een blind jongetje dat in de kleuterklas gevraagd wordt een boom te tekenen, tekent een cirkel — een herinnering aan de manier waarop hij die boom heeft ervaren door een omarming. Toen we dat uitlegden, waren de ontwerpers onaangenaam verrast en dus heb ik zelf maar een aantal suggesties gedaan.
Thuis herken ik mijn vier Duitse herder, aan hun vacht. Ik ga ook kleren kopen — maar dat is heel moeilijk, omwille van de kleurencombinaties. Maar ik voel wel goed de materialen aan. Ik hou van het aanraken van zachte, loshangende stoffen en bijvoorbeeld helemaal niet van geribd fluweel.
Schoenen onderzoek ik heel nauwkeurig, op stevigheid én op gevoel. Bij het lopen is het aanvoelen van de ondergrond belangrijk, omdat het helpt bij de oriëntering.
Ook mijn gitaar heb ik zelf gekozen op het gevoel. Al is het bespelen ervan niet altijd eenvoudig : we kunnen niet spelen én een partituur lezen tegelijkertijd — dat wordt gescheiden. Ik hou ook van piano, maar een gitaar is handiger. Je kunt die overal meenemen.
Ik speel ook graag toneel, alhoewel dat niet vaak meer gebeurt. Maar ik ben nog weg van de geur van de loges, van de sfeer. Als kind heb ik vaak toneel gespeeld en ondervond daarbij niet echt veel moeilijkheden. Aan de rand van de scène was een klein latje getimmerd om ons voor het vallen te behoeden, en vooraf had ik natuurlijk de scène verkend. Sommige toeschouwers merkten niet eens het verschil met toneel dat uitsluitend door zienden wordt gebracht.
Ik volg ook graag documentaires op televisie, op voorwaarde dat iemand de ondertiteling leest. Als niemand daar zin in heeft, plaag ik wel eens en zeg dat ik hen een blinddoek zal ombinden. Dan weten ze hoe het aanvoelt om zonder hulp te moeten kijken.
Zonder mijn handen zou ik nergens staan. Daarom draag ik ook ’s winters nooit handschoenen, omdat ze zoveel gevoel wegnemen. Toch denk ik niet meteen aan een job waarin de nadruk op handwerk ligt. Er is onlangs berekend dat er 49 beroepen bestaan waarin we perfekt kunnen meedraaien. Ik dacht aan telefoniste, omdat ik graag onder de mensen kom en een babbelaar ben.
Weekend Knack 1993 – Foto’s : Lieve Blancquaert